De volgende video laat zien hoe je de beginstoot en nog een paar andere stoten doet

https://www.youtube.com/watch?v=TxAQ05nFbn8 


De lange rolstoot 

Het mikpunt op de tweede bal is in deze posities steeds halfvol.


a. afstoten op 1,5 cm boven de hartlijn

b. afstoten op 1 cm boven de hartlijn

c. afstoten op 0,5 cm boven de hartlijn

d. afstoten op de hartlijn.

Ligt de stootbal meer naar rechts, dan verandert de aanspeelhoogte niet.

Je stoot nu af met voor drievierde rechts effect om de speelbal gunstig te laten uitdraaien.

Om gemakkelijk zijwaarts uit te kunnen wijken speel je de tweede bal voor drievierde vol aan op rechts.


Ligt de tweede bal meer naar rechts, dan wordt links andersom gespeeld.

Je blijft halfvol aanspelen. Alle posities worden een halve centimeter lager gespeeld dan in het oorspronkelijke speelplan is aangegeven.

Beide ballen, één en twee, moeten via de korte en lange band in een verzameling komen.

De verlaagde afstoot remt het roltempo van de stootbal en voorkomt klotsrisico.


Speel je bij direct rechtsom de tweede bal te licht aan, dan blijft de tweede bal achter in de positie en kan er moeilijk verzameld worden.



Klotsstoot en aanspeeldikte.


De klotsstoot plaatst de speler voor een apart probleem. De speelbal komt op de tweede vast liggende bandbal. Vanaf die vastliggende bal kaatst de speelbal naar de derde bal. Bij deze aanspeelvorm het mikpunt bepalen is een lastige klus. Je moet er van uit gaan, dat de stootbal regelmatig moet kaatsen op de vastliggende bal aan de band. De invalshoek moet gelijk zijn aan de hoek van uitval, mits de situatie deze aanpak toelaat. Vanuit de praktijk is te herleiden, dat de tweede bal voor eenvierde vol kunt aanspelen, bij een invalshoek van zestig graden. Neemt de invalshoek toe tot ongeveer vijfenzeventig graden, dan mag de aangespeelde tweede bal halfvol geraakt worden. De kaatsing brengt de speelbal in een goede lijn naar drie. Met een invalshoek kleiner dan vijfenveertig graden, is het raadzaam om over te gaan op een goed verzorgde snijstoot. Bij klotsend aanspelen op de tweede bal kan de raakbal te makkelijk uitwijken. Zijn er dwingende redenen om toch klotsend te spelen, dan moet je voorbij het mathematische mikpunt aanspelen.


Deze aanpak vraagt zoveel technische voorkennis, dat een bekende snijstoot te verkiezen is boven een klotsstoot met veel risico. Het komt regelmatig voor, dat de klotsstoot een minder gunstige ligging heeft dan de aangegeven ideale posities. In de uitwerking moet je dan wel uitgaan van een harmonisch kaatsende stootbal. Ligt de derde bal verder weg, onder een grotere uitvalshoek, dan kun je het uitrollen aanpassen door uitdraaiend effect of minder vol aanspelen. Omgekeerd kun je een beperking in de uitvalshoek aanbrengen door iets dikker op de klotsende tweede bal aan te spelen. Een beetje tegenwerkend effect kan voldoende invloed op de uitvalshoek tot stand brengen, als dat nodig mocht zijn.

Bij een stoot over grotere afstand kun je de kaatsing bevorderen door lager af te stoten op de speelbal. De stootbal rolt dan geremd aan op de tweede bal en reageert wat sneller op de kaatsreactie. Bij een beperkte balafslag kun je de stootbal afremmen door hoog aan te spelen. Rolgedrag en balgewicht brengen de stootbal in een geringe voorwaarts uitdraaiende curve naar drie. Het biljart, het laken en de biljartballen kunnen een aangepast stootgedrag vragen. Niet op elke tafel kan op dezelfde wijze bespeeld worden. Bij het inspelen is het wenselijk om een paar klotsstoten in het oefenprogramma op te nemen. Je moet tijdens een partij al je technische mogelijkheden ten volle kunnen benutten. Als je bepaalde stootvormen achterwege moet laten, ben je duidelijk in het nadeel. Een klotsstoot moet met volle overtuiging en dwingend gespeeld worden. Subtiele duwstootje zijn alleen toelaatbaar in kleine spelposities zonder enig risico voor de trefkans op de derde bal. In een goed stootplan heb je alle gevolgen voor je afstoot goed overwogen. De technisch verzorgde aanpak is meestentijds te verkiezen boven een gevoelsmatige afstoot. Feeling kan een speler op elk ongewenst moment in de steek laten. Techniek en spelkennis kun je onder alle omstandigheden benutten. Zeker bij een lastige klotsstoot mag en moet je voldoende tijd nemen om de gevolgen te overdenken. Hardheid in de afstoot kun je dan niet meer hanteren om onkunde te camoufleren. Als je een klotsstoot mist resteert er meestentijds een lastige aanvangspositie voor de tegenstander. Met vlot aanspelen op twee komt de tweede bal mee naar de positie bij drie. Een zachte trage afstoot brengt wel een klotsstoot tot stand, maar laat twee dicht bij de band achter. Oefening geeft je gevoel voor plaatsingsmogelijkheden.

Een ervaren speler kan een klotsstoot op verschillende manieren in zijn speelwijze benutten.


E-mailen
Bellen